Het afsluiten van een huurovereenkomst met een familielid is een mogelijkheid.
Dit dient dan wel overeen te stemmen met de werkelijkheid. Ook tussen gezinsleden moet aan alle voorwaarden worden voldaan.
De huurgelden kunnen dan betaald worden met het mobiliteitsbudget; indien deze bestedingsmogelijkheid aangeboden wordt door de werkgever en voor zover uiteraard de woonplaats binnen een straal van 10 km van de normale plaats van tewerkstelling is gelegen.
Er kunnen wel nadelige fiscale gevolgen zijn voor diegene met wie het huurcontract wordt gesloten.
In principe wordt het inkomen van de eigen woning overeenkomstig art. 12, § 3, WIB 92 vrijgesteld. Wanneer een deel ervan verhuurd wordt (een deel van het genotsrecht over dat onroerend goed wordt afgestaan), zal een deel van dat onroerend inkomen niet langer kunnen worden vrijgesteld, en zal die persoon belast worden op een deel van het onroerend inkomen. Dit heeft ook een negatieve impact op de belastingvermindering voor de woonbonus. Omdat een deel van het genotsrecht op het onroerend goed wordt afgestaan (huurcontract), betreft het niet langer de eigen woning, en kan de belastingvermindering woonbonus niet meer worden verleend.
Enkele voorbeelden:
De zoon woont (nog) bij de ouders. De zoon betaalt een met de ouders overeengekomen huurprijs.
De zoon sluit een huurcontract met de ouders om zijn flat te huren.
De zoon sluit een huurovereenkomst met een familielid (bijv. oom) om zijn flat te huren.